Mag ik mijn plat dak omvormen tot dakterras?
Dakterras en –tuinen winnen hoe langer hoe meer aan populariteit. Wie een plat dak heeft, ziet daar vaak opportuniteiten in. Maar mag je zomaar een dakterras of –tuin aanleggen op een plat dak?
Het antwoord is ‘neen’. Wanneer op vergunde plannen enkel een plat dak werd ingetekend, mag je hier niet zomaar een dakterras van maken. Wil je toch een dakterras maken van je plat dak, dan zal je vooraf een stedenbouwkundige vergunning moeten aanvragen. Bekijk zeker eerst je huidige vergunning vooraleer je naar de gemeente gaat. Bij nieuwbouwwoningen zit het omvormen van het plat dak naar een dakterras vaak al inbegrepen in de vergunning.
Plat dak versus dakterras
Een dakterras en een plat dak zijn wettelijk gezien verschillend van elkaar. Zo is een plat dak niet toegankelijk via een toegangsdeur of schuifdeur. Je kan er in principe enkel toegang toe krijgen via een ladder. Een dakterras is een terras dat bovenop of naast een bestaande constructie wordt aangelegd en dat toegankelijk is via een toegangsdeur of een schuifraamconstructie.
Het verschil tussen beiden zal vaak ook af te leiden zijn uit de gebruikte materialen en de graad van afwerking. Zo zullen platte daken nauwelijks of niet voorzien zijn van een muurtje en zullen deze platte daken meestal enkel afgewerkt zijn met roofing of EPDM. Dakterrassen daarentegen zullen meestal afgewerkt zijn met een beton- of met een tegelvloer en voorzien zijn van een gemetseld muurtje met eventueel een balustrade hierop.
Stedenbouwkundige vergunning en modaliteiten
Ook al is je stedenbouwkundige vergunning in orde, toch moet je rekening houden met een aantal modaliteiten.
Als je een plat dak hebt is het de bedoeling dat het regenwater naar de afvoerput kan lopen. Wanneer je van je plat dak een dakterras maakt, moet het nog steeds mogelijk zijn voor het regenwater om naar deze afvoerput te lopen. De vloerafwerking moet dus voldoende waterdoorlatend zijn. Maak je gebruik van tegels voor de vloerafwerking, kan je deze best niet volledig laten voegen. Een helling van 2% is aanbevolen voor het regenwater.
Ten tweede moet je ook rekening houden met het draagvermogen van je dakterras. Zo zijn de meeste platte daken, beloopbare daken. Wat betekent dat het stevig genoeg is om erover te lopen. Het inrichten van een dakterras kan veel extra gewicht met zich meebrengen en bovendien gaat het dan om ‘blijvend’ gewicht.
Ten derde is het belangrijk om te kijken naar de valhoogte. Is de valhoogte hoger dan 1 meter, dan ben je verplicht een balustrade of valbeveiliging van minimum 1,10 meter te voorzien.
Uitzichten op buurpercelen
Door de plaatsing van een balustrade krijgen de gebruikers de mogelijkheid om hierover heen te kijken en zo in de woning of tuin van de aanpalende eigenaar te kijken. Let hiermee op, want er geldt een specifieke regelgeving over het zicht dat je mag hebben op het perceel van de buren.
Paragraaf 1, artikel 3132 van het Burgerlijk Wetboek zegt het volgende: de eigenaar van een gebouw mag vensters met doorzichtige beglazing, muuropeningen, balkons, terrassen of soortgelijke werken aanbrengen voor zover deze op een rechte afstand van minstens negentien decimeter van de perceelsgrens zijn aangebracht. Deze afstand wordt gemeten met een loodrechte lijn op de dichtste plaats aan de buitenkant van het venster, de muuropening, het balkon, het terras of soortgelijke werken tot aan de perceelsgrens.
Is je venster, balkon, ... geplaatst voor 1 september 2021, dan geldt nog de oude wetgeving, namelijk:
Rechtstreekse uitzichten of uitzicht gevende balkons zijn alleen toegelaten als er een afstand is van minstens 1,90 meter tussen de muur en het perceel van de buurman. Voor schuine of zijdelingse zichten geldt een minimumafstand van 60 centimeter. De afstand wordt berekend van de buitenkant van het balkon tot de scheidingslijn tussen de twee eigendommen (artikel 675 tot 680bis van het Burgerlijk Wetboek).
Als de buurman van oordeel is dat, door de plaatsing van bijvoorbeeld een balustrade, er sprake is van een rechtstreekse inkijk en schending van zijn of haar privacy of dat er sprake kan zijn van bovenmatige burenhinder, dan kan hij naar de vrederechter stappen om aangepaste maatregelen te bekomen.
Normaal genot
Artikel 3101 van het Burgerlijk Wetboek stelt immers dat elke eigenaar recht heeft op een normaal genot van zijn onroerend goed.
Naburige eigenaars hebben elk een recht op het gebruik en genot van hun onroerend goed. Bij de uitoefening van hun gebruik en genot eerbiedigen ze het geschapen evenwicht door geen hinder op te leggen aan de nabuur die de normale ongemakken uit de nabuurschap overtreft en hem toerekenbaar is. Om de bovenmatigheid van de hinder te beoordelen, is rekening te houden met alle omstandigheden van het geval, zoals het tijdstip, de frequentie en de intensiteit van de hinder, de eerstingebruikneming of de publieke bestemming van het onroerend goed van waaruit de hinder wordt veroorzaakt (artikel 3101 van het Burgerlijk Wetboek).
De vordering inzake buurhinder moet worden ingesteld binnen de 5 jaar vanaf het moment dat de schadewekkende handeling een einde neemt.
Maatregelen
Wanneer de rechter van oordeel is dat er inderdaad sprake is van bovenmatige burenhinder zal hij bepalen welke maatregelen, volgens artikel 3101 van het Burgerlijk Wetboek, nodig zijn om het evenwicht opnieuw te herstellen, bijvoorbeeld:
- een vergoeding in geld die de bovenmatige hinder compenseert;
- de vergoeding van de kosten verbonden aan compenserende maatregelen op het gehinderde onroerend goed om de hinder tot het normale niveau te verminderen;
- voor zover dit op zich geen nieuw onevenwicht doet ontstaan en een normaal gebruik en genot van het onroerend goed hierdoor niet wordt uitgesloten, het bevel de handeling die het evenwicht verstoort te staken of op het hinderende onroerend goed maatregelen te nemen die de hinder verminderen tot het normale niveau.