Bouwen en de wet

De watertoets toegelicht

Exact 1 jaar zijn de uitvoeringsbesluiten bij de watertoets in voege. Het geschikte moment voor onze specialist om even stil te staan bij de zin en werking van deze watertoets.


Bij sommigen staan de overstromingstaferelen uit midden jaren ’90 nog op het netvlies gebrand. Bepaalde delen van het land stonden een tijdlang blank omdat rivieren buiten hun oevers traden.
Om te vermijden dat nieuwe bouwlustigen niet met hun voeten in het water zouden staan, heeft de overheid de zogenaamde 'watertoets' in het leven geroepen. Zo worden sedert een aantal jaren. aanvragen voor een stedenbouwkundige vergunning onderworpen aan de watertoets.
De vergunningverlenende overheid zal de voorliggende aanvraag dienen te beoordelen door onder meer rekening te houden met de adviezen die geformuleerd worden door de zogenaamde waterbeheerders.
Zo kunnen in de afgeleverde stedenbouwkundige vergunning bepaalde voorwaarden gekoppeld worden om te vermijden dat woningen om de haverklap dreigen onder te lopen.
 

Wetgeving

Op 18 juli 2003 werd het decreet inzake het Integraal Waterbeleid (DIWB) bekrachtigd door de Vlaamse regering. Dit besluit werd op 14 november 2003 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Het trad in werking sinds 24 november 2003. Artikel 8 van dit decreet legt de basisprincipes vast voor het toepassen van de watertoets. Het recente decreet van 25 mei 2007 heeft dit artikel 8 verder aangepast.
Op 20 juli 2006 keurde de Vlaamse regering het uitvoeringsbesluit voor de watertoets definitief goed. Dit besluit is op 31 oktober 2006 verschenen in het Belgisch Staatsblad en trad in werking op 1 november 2006. Specifiek voor vergunningen geeft dit uitvoeringsbesluit aan welke instanties als adviesverlener optreden en hoe de adviesprocedure verloopt. Dit besluit bevat ook richtlijnen voor de toepassing van de watertoets aan de lokale, provinciale en gewestelijke vergunningverlenende overheden.
 

Wanneer wordt deze watertoets toegepast?
 

vereenkomstig artikel 8, eerste paragraaf van dit DIWB wordt de watertoets toegepast op alle overheidsbeslissingen inzake vergunningen, plannen of programma’s.
Het begrip vergunning werd in het DIWB niet verder omschreven, maar men heeft gekozen voor een ruime omschrijving omdat het integraal waterbeleid nu eenmaal een ruim toepassingsgebied heeft. Daardoor zal in principe iedere aanvraag tot het bekomen van een stedenbouwkundige vergunning of een milieuvergunning voor de goedkeuring ervan aan de watertoets moeten onderworpen worden. Hierdoor doet de watertoets dienst als een belangrijk preventief instrument op het vlak van vroegtijdige informatieverstrekking en afweging.
 

Wat houdt deze watertoets in?

Deze watertoets kan algemeen worden opgevat als het proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de mogelijke schadelijke effecten van plannen, programma’s of vergunningsbesluiten op het watersysteem.
Toont deze watertoets aan dat de geplande aanvraag duidelijke schade kan veroorzaken, dan zal men op zoek moeten gaan naar alternatieven of compenserende maatregelen. De beslissende overheid zal in de eerste plaats voorwaarden opleggen om deze schade te vermijden of om deze schade zoveel mogelijk te gaan beperken. Als dit echter niet kan, dan zullen de opgelegde maatregelen gericht zijn op het herstellen van de veroorzaakte schade.
Is er (in uitzonderlijke gevallen) geen aanvaardbaar alternatief of remedie mogelijk, dan zal er niets anders opzitten dan de vergunningsaanvraag te weigeren.
Het doel van deze watertoets is in hoofdzaak het ontstaan van schadelijke effecten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken en als dat niet kan, om de schadelijke effecten te herstellen.
 

Wie voert deze watertoets uit?

De overheid die zich over de stedenbouwkundige vergunningsaanvraag zal moeten uitspreken zal ook de nodige aandacht dienen te schenken aan de uitvoering van deze watertoets. In bepaalde gevallen zal de vergunningverlenende overheid zich hierbij laten bijstaan door het advies van de betrokken waterbeheerder.
 

Het wateradvies

Om zich grondig te informeren over de mogelijke watersysteemschade van een vergunning, kan de beslissingnemende overheid advies vragen aan de betrokken waterbeheerder(s). Deze waterbeheerders zijn diensten van de Vlaamse overheid, de provincies, de gemeenten, de polders en de wateringen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en het onderhoud van waterlopen of grondwater. In hun advies kunnen zij aanbevelingen formuleren om de geplande bouwwerken bij te sturen met als doel het vermijden, beperken, herstellen of compenseren van verwachte schade.

Binnen welke termijn dient dit advies geformuleerd te worden?
In principe beschikt de aangewezen instantie over dezelfde termijnen om advies te verlenen als de overige adviesverleners. De te volgen procedures lopen daardoor geen risico op vertraging, want de adviesperiode van 30 kalenderdagen is afgestemd op de reeds bestaande adviestermijnen. De adviestermijn is zo bepaald dat de bestaande procedures in geen geval vertraging zullen oplopen door de watertoetsregeling.
En als de termijn voor het verstrekken van het advies zou verstreken zijn zonder dat er een advies is tussengekomen, dan mag men aan deze adviesvereiste van de waterbeheerder(s) voorbijgaan.

Is het vragen van een advies verplicht?
In bepaalde gevallen is het vragen van een advies aan de daartoe aangewezen instantie verplicht.
Zolang er nog geen stroomgebiedbeheersplannen, (deel)bekkenbeheerplannen goedgekeurd zijn én er bij de betrokken overheid twijfel bestaat over het al dan niet optreden van een schadelijk effect en de op te leggen voorwaarden om dat effect te voorkomen, te beperken, te herstellen of, in voorkomend geval, te compenseren, moet men advies vragen. Of er twijfel bestaat, moet uiteraard worden beoordeeld door de betrokken overheid. Neemt de betrokken overheid onnodige risico’s en handelt zij onzorgvuldig, dan dreigt haar aansprakelijkheid in het gedrang te komen. Advies vragen bij de daartoe aangewezen instantie zal in dergelijk geval dan ook dikwijls onmisbaar zijn.

De waterparagraaf
Bij het nemen van haar beslissing of besluit is de vergunningverlenende overheid onderworpen aan de uitdrukkelijke motiveringsverplichting. Deze motivering zal in de beslissing zelf moeten worden opgenomen. Maar motiveren door verwijzing naar andere stukken, zoals het wateradvies, kan nog steeds.
De motiveringsplicht impliceert dat men moet vermelden welke de juridische en feitelijke overwegingen zijn die aan de beslissing ten grondslag liggen.
Bij de motivering is echter geen overdreven formalisme vereist : men hoeft niet te verwijzen naar gegevens die de bestuurder al kent, en evenmin verwijst men naar evidenties en is het niet nodig om motieven uit de voorbereidende handelingen over te nemen.
De adviezen zijn niet-bindend, maar de motiveringsplicht houdt wel in dat de beslissingnemende overheid in haar ‘waterparagraaf’ enkel van het advies kan afwijken indien zij daar argumenten voor aanbrengt.
In de zogenaamde waterparagraaf zal de vergunningverlenende overheid op een gemotiveerde wijze dienen te vermelden of er schade aan het watersysteem zou kunnen ontstaan. Worden er schadelijke effecten verwacht, dan beschrijft de vergunningverlener welke voorwaarden opgelegd worden aan de stedenbouwkundige vergunning om die effecten te vermijden, te beperken, te herstellen of te compenseren. Zou de beslissing van de vergunningverlenende overheid afwijken van het uitgebrachte advies van de betrokken waterbeheerder(s), dan komt dat in deze waterparagraaf aan bod.
Blijkt er echter geen schade aan het watersysteem te ontstaan, dan volstaat een korte formulering.


Is deze watertoets overal van toepassing?
Ja, de watertoets is een zogenaamde horizontale maatregel. Dit betekent dat deze watertoets overal geldt en dit ongeacht de bestemming van de gronden waarvoor men een stedenbouwkundige vergunning heeft aangevraagd.
De watertoets is dus niet afhankelijk gesteld van de bestemmingen die zijn vastgelegd op basis van de decreetgeving betreffende ruimtelijke ordening.

Mag er nog gebouwd worden in overstromingsgevoelige gebieden?
In principe niet, ook al kunnen er hierop uitzonderingen zijn afhankelijk van de omvang van het probleem. De waterbeheerders zullen echter het best geplaatst zijn om het aanwezige risico in te schatten.
Het kan bijvoorbeeld gebeuren dat een nieuwbouw in een bijna reeds volgebouwde verkaveling toegelaten wordt (echter onder zeer strikte voorwaarden), ook al ligt deze verkaveling in een effectief overstromingsgevoelig gebied. Uiteraard blijft daar het risico op schade door overstromingen even groot. Daarom heeft men er als bouwheer alle belang bij om overstromingsvrij te bouwen.

Hoe kan de bouwheer ervoor zorgen dat zijn aanvraag tot het bekomen van een stedenbouwkundige vergunning voor het oprichten van een nieuwbouwwoning deze watertoets doorstaat ?
De bouwheer, zijn architect of ontwerper wordt aangeraden om, in een zo vroeg mogelijk stadium, rekening te houden met de richtlijnen en de kaarten die horen bij het Besluit van de Vlaamse regering van 20 juli 2006. Op die manier vermijdt men dat men bij de aankoop van een grond of het indienen van een aanvraag tot het bekomen van een stedenbouwkundige vergunning voor onverwachte verrassingen komt te staan. Een overstromingsgevoelig of een ander gevoelig gebied kan gevolgen hebben voor zijn bouwproject.
Een (nieuwbouw)project dat niet in een watergevoelig gebied is gelegen zal in de meeste gevallen de watertoets doorstaan wanneer het voldoet aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening van 1 oktober 2004 inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.

Mis de laatste bouwnieuwtjes niet!

Ontvang onze wekelijkse updates vol nuttige tips over bouwen en verbouwen.

Wens je deze folder te lezen? Vul dan eenmalig je email adres in