Financiele aspecten

Vlaamse Regering past steun voor groene stroom aan

De Vlaamse Regering heeft op basis van een tussentijdse evaluatie beslist om de steun voor de productie van hernieuwbare energie bij te sturen. Goed ingeburgerde hernieuwbare energiebronnen zoals zonnepanelen kunnen het met minder financiële ondersteuning stellen, terwijl een relatief nieuwe technologie als warmtekrachtkoppeling een extra impuls krijgt. "Investeringen in hernieuwbare energie moeten rendabel blijven," onderstreept minister van Energie Freya Van den Bossche. "Maar met deze beslissing vermijden we oversubsidiëring en dus overdreven kosten voor de elektriciteitsverbruikers. En voor alle duidelijkheid: voor bestaande installaties verandert er niets."


Vlaanderen is goed op weg om de tussentijdse doelstelling van 6 procent groene stroom in 2010 te halen. Zonnepanelen, windmolens en biomassacentrales hebben ondertussen hun plaats in ons energiesysteem verworven. Andere technologieën, zoals vergistingsinstallaties die stroom produceren op basis van mest of compostering, zijn bezig hetzelfde te doen. Dat we op de goede weg zijn, heeft alles te maken met het steunmechanisme voor hernieuwbare energie.

“We moeten hernieuwbare energie dus goed blijven ondersteunen,” zegt minister Van den Bossche. “Maar tegelijk moeten we openstaan voor enkele terechte kritieken. Zo blijkt uit recente studies dat zonnepanelen momenteel eigenlijk overgesubsidieerd zijn. Aangezien die steun wordt doorgerekend in de elektriciteitsprijs, zorgt dat voor onnodige kosten voor de verbruikers. Daarom zal de steun dalen. Maar tegelijk zorg ik ervoor dat warmtekrachtkoppeling, een andere technologie met veel potentieel, een betere ondersteuning krijgt zodat ze verder kan doorbreken.”

 


Hoe werkt het systeem?

 

In Vlaanderen wordt de productie van groene stroom ondersteund met groenestroomcertificaten: per megawattuur geproduceerde elektriciteit krijgt de producent een certificaat, dat hij vervolgens kan verkopen aan de leveranciers. Die zijn verplicht om jaarlijks een bepaald percentage van hun verkochte stroom te dekken met groenestroomcertificaten. Wie de doelstelling niet haalt, betaalt een boete. In principe bepaalt het spel van vraag en aanbod in combinatie met de boeteprijs de uiteindelijke prijs van het certificaat, en dus de hoogte van de steun.
Voor sommige technologieën, zoals zonnepanelen, geldt er een decretaal vastgelegde minimumsteun. Als die hoger ligt dan de marktprijs, zijn de netbeheerders verplicht de bewuste certificaten aan die prijs op te kopen en verder te verkopen op de markt. De netbeheerders en de leveranciers rekenen hun netto kost door in de elektriciteitsprijs. Dat is perfect te verantwoorden, want de groei van groene stroom maakt ons met zijn allen minder afhankelijk van schaarser en duurder wordende fossiele energiebronnen. Ook voor onze economie zijn deze sectoren belangrijk: ze zorgen voor jobs en innovatie.


Onverantwoorde winsten

Maar het is wel essentieel dat de hoogte van de steun afgestemd blijft op de realiteit. Technologieën die ingeburgerd raken, worden goedkoper en hebben dus geleidelijk minder steun nodig. Omgekeerd dienen zich nieuwe systemen van energieopwekking aan die nog een duwtje in de rug nodig hebben om echt door te breken. Die evolutie heeft voor een aantal situaties gezorgd waarin grote productie-installaties onverantwoorde winsten maken op de kap van de modale verbruiker.
Daarom heeft minister van Energie Freya Van den Bossche voor het eerst in vier jaar een studie laten uitvoeren naar de reële kostprijs van de diverse productiesystemen van hernieuwbare energie. Op basis daarvan heeft de Vlaamse regering nu beslist om de minimumsteun voor enkele technologieën aan te passen. De achterliggende logica is altijd dat de steun hoog genoeg moet blijven om investeringen aantrekkelijk te houden, maar anderzijds ook niet te hoog mag zijn om oversubsidiëring te vermijden.

 


Wat verandert er?

 

Voor alle duidelijkheid: de aanpassingen zijn alleen van toepassing op nieuwe installaties. Voor bestaande productie-eenheden of zonnepanelen die al in gebruik zijn genomen, verandert deze beslissing niets.

  • Voor nieuwe zonnepanelen gaat het steunbedrag sneller omlaag dan voorzien. Er worden twee categorieën ingevoerd. Voor de hele grote zonnepanelenparken met een capaciteit van meer dan één megawatt, vermindert de minimumsteun geleidelijk tot 90 euro, met tussenstappen van 240, 150 en 125 euro.
    Ook voor de installaties kleiner dan één megawatt – degene die gezinnen en kmo’s plaatsen - daalt de steun, maar die daling zal minder drastisch en veel geleidelijker verlopen.
    De nieuwe groenestroomcertificaten bezorgen investeerders in een PV-systeem tot 1000 kWp een opbrengst van ongeveer 10% op het geïnvesteerde budget. Ter vergelijking: een spaarboekje brengt vandaag ongeveer 2,5% rente op. Concreet geldt dat wie een nieuwe PV-installatie met een vermogen tot 1000 kWp in gebruik neemt in 2011 of 2012, gedurende 20 jaar kan rekenen op een steun tussen 210 en 330 euro/1000 kWh. De exacte waarde is afhankelijk van de precieze datum van ingebruikname (overzicht op www.energiesparen.be). Onder deze omstandigheden bedraagt de terugverdientijd van een gemiddelde particuliere PV-installatie 6 tot 10 jaar. Vanaf 2013 wordt de verlaging verdergezet en de steunperiode ingekort. Op termijn moeten PV-installaties zonder bijkomende overheidssteun rendabel worden. Driejaarlijks zal de verwachte evolutie geëvalueerd worden. 
     
  • Aan de steun voor windenergie en biomassa verandert er niets. De minimumsteun voor de certificaten van die energiebronnen bedraagt momenteel 90 euro per megawatt. In realiteit krijgen ze de marktprijs van ongeveer 107 euro. Dat blijkt nog altijd een billijk bedrag.
     
  • De steun voor steenkoolcentrales die worden omgebouwd om volledig op biomassa te draaien, gaat naar beneden. Voortaan krijgen die centrales maar 70 procent meer van de certificaten waarop ze tot nog toe recht hebben.
     
  • Vergistingsinstallaties die stroom produceren op basis van compost of mest, krijgen dan weer een iets hogere minimumsteun. Nu ligt dat bedrag op 90 euro, voortaan wordt het 100 euro.

 


Wat met warmtekrachtkoppeling?

 

Voor WKK-installaties, systemen die tegelijkertijd elektriciteit en warmte opwekken en op die manier energie besparen, worden er warmtekrachtcertificaten uitgereikt. Ook daar ontstaat er een markt doordat elektriciteitsproducenten verplicht zijn om jaarlijks een bepaald percentage energie te besparen via WKK-systemen. Door tegelijkertijd de quota op te trekken en de gegarandeerde minimumsteun voor een WKK-certificaat te verhogen, krijgt de technologie een nieuwe impuls.

 

“Met deze aangepaste steunregeling hebben we een juist evenwicht bereikt,” zegt minister van Energie Freya Van den Bossche. “Het blijft zowel voor gezinnen als bedrijven interessant om te investeren in hernieuwbare energie, maar oversubsidiëring en overdreven winsten worden weggewerkt. Zo daalt ook de impact op de factuur. En voor bestaande installaties verandert er niets.”

Mis de laatste bouwnieuwtjes niet!

Ontvang onze wekelijkse updates vol nuttige tips over bouwen en verbouwen.

Wens je deze folder te lezen? Vul dan eenmalig je email adres in