Economie

Strenger voor nieuwe windmolens

Het wordt moeilijker nieuwe windmolens te plaatsen in het Vlaamse landschap, ook op bedrijventerreinen. Eenmaal goedgekeurd beperkt de nieuwe Vlarem-wetgeving het aantal potentiële vestigingsplaatsen door strengere normen voor veiligheid, geluid en slagschaduw.


De rechtszekerheid wordt groter, maar een toevloed van aanvragen komt er wellicht niet', stelt Christa Schaut, woordvoerster van de Windenergieassociatie Vlaanderen (VWEA).


Vlarem

In 2010 werden op Vlaamse bodem maar tien nieuwe windmolens gebouwd door de rompslomp om een vergunning te bekomen. Eind 2010 waren 150 turbines actief, goed voor 480 miljoen kWh elektriciteit, of het verbruik van 130.000 gezinnen. In vergelijking met Nederland, Duitsland, Spanje en Frankrijk is dat erg weinig. Ook in 2011 zal er nog geen echte inhaalbeweging optreden, vreest Schaut. Het effect van een nieuwe wetgeving voor windenergie is op het terrein altijd pas na een paar jaar te zien, omdat er veel tijd verloren gaat tussen de vergunningsaanvraag en de bouw van de turbines. De nieuwe Vlarem-voorstellen zijn bovendien niet van aard om de sector fors te stimuleren. Voor de goede locaties zal tussen de operatoren gevochten worden, vreest de sector.

In plaats van 30 uur vandaag, stipuleert de nieuwe regeling dat nog hooguit 8 uur per jaar slagschaduw mag optreden. Die norm is technisch haalbaar, maar veronderstelt wel dat de turbines regelmatig stilgelegd moeten worden, wat knaagt aan de rendabiliteit van het project.


Wetgeving windmolens

'Vooral de nieuwe regels voor geluidsoverlast beperken de mogelijke bouw en exploitatie van windmolens in agrarisch gebied enorm', zegt Tom Willems, woordvoerder van Ecopower, een pioniersbedrijf inzake windkracht in Vlaanderen.

In woongebieden mag het geluidsniveau nu ook bij avond nooit 39 decibel overschrijden, terwijl dat voorheen 44 decibel was. In de buurt van kmo-zones gelden nu ook die strenge normen. Bovendien wordt in Vlaanderen met twee maten en twee gewichten gewerkt', stelt Willems vast. Voor mensen in de buurt van een autosnelweg tolereert de Vlaamse administratie 's nachts een geluidsnorm van 50 decibel op 500 meter afstand. Dat geluidsniveau is continu hoorbaar, terwijl dat van windturbines enkel bij bepaalde weersomstandigheden boven het achtergrondgeluid uitkomt.

'De vestiging van windmolens zit geprangd tussen het streven van de Vlaamse overheid om ze uit de open ruimte te houden en ze wel te bundelen in industriële zones en tegelijk met het streven naar minder hinder voor de omwonenden.

In het dichtbevolkte Vlaanderen staan er ook in die meer industriële zones huizen of kantoren die last kunnen hebben van vooral slagschaduw. Nederland en Duitsland opteren voor de open ruimte om hun windmolens neer te zetten. Die landen zullen hun doelstelling voor hernieuwbare energie vooral via windkracht invullen. In Vlaanderen zijn de normen wellicht te streng om een optimale ontwikkeling van windenergie toe te laten.


Hoge opstalrechten windmolens

De ideale plek wordt zeldzaam. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de diverse operatoren tegen elkaar opbieden om in die zones een windpark te mogen bouwen. Dat leidt dan weer tot hoge opstalrechten voor enkele grondeigenaars. Hun vergoeding is een veelvoud van de opgelopen schade door een verlies van hooguit 200 vierkante meter grond, zegt Tom Willems van Ecopower.

Zolang de milieukosten van fossiel en nucleair energiegebruik niet in rekening worden gebracht, hebben de uitbaters van hernieuwbare energie de financiële ondersteuning via groenestroomcertificaten (90 euro voor 1.000 kWh) nog hard nodig. Door de negatieve gevolgen en sommige kosten van fossiele en nucleaire energie zoals fijn stof, verzuring, opwarming van de aarde via CO2, verzekeringsrisico bij rampen, niet in rekening te brengen, wordt de reële kostprijs van elektriciteit vertekend. Anders zou windkracht wellicht nu break-even draaien, denkt Willems.

De VWEA vreest dat ook met de nieuwe Vlarem-regels de administratieve rompslomp groot blijft. Zo ligt de eis voor het vrijgeven van alle technische gegevens over de te bouwen molens erg moeilijk. Dat verplicht de uitbaters de dure windmolens al aan te kopen, vooraleer ze weten of ze een vergunning krijgen. Schaut vreest dat voor veel parken nodeloos een milieu-effectenrapport (MER) opgesteld zal moeten worden, wat tot extra kosten zal leiden. De VWEA kant zich ook tegen de afstandsregel van 250 meter voor alle windturbines. Een overbodig criterium wordt gezegd, omdat andere normen zoals geluid en slagschaduw al voor voldoende afstand zorgen.

'Elke Vlaamse administratie bekijkt de vestiging van windmolens vanuit de eigen sectorale visie. Niemand maakt een globale maatschappelijke afweging', zegt Willems. Zowel het Agentschap voor Natuur en Bos, Belgocontrol (voor het vliegverkeer), Ruimte en Erfgoed (dat de beschermde landschappen regelt) en de diensten van Ruimtelijke Ordening stellen eigen voorwaarden. Al die voorwaarden zijn niet op elkaar afgestemd. Zo is het moeilijk een windmolenpark vlot vergund te krijgen.

Ondanks die problemen blijven bedrijven enthousiast om windmolens op hun terrein te laten bouwen. Veel bedrijven doen dat via een operator en sluiten een contract af. Die operator neemt doorgaans het ondernemingsrisico en neemt de hele vergunningsprocedure op zich. De bedrijven verzekeren zich vaak voor een lange termijn van een vaste elektriciteitsprijs, krijgen een opstalvergoeding of delen in de opbrengst van het project.


Opbrengst windmolens

Dat scenario geldt ook voor Peleman Industries, beter bekend als Unibind in Puurs. Het bedrijf liet door operator Eneco op zijn terrein twee windmolens bouwen van samen 4,6 megawatt (MW). Dat levert voldoende stroom voor 2.600 gezinnen. 'Elektriciteit wordt op termijn duur en zo verzekeren we ons van een vaste prijs op lange termijn. De opstalvergoeding voor de grondeigenaar zit mee verrekend in de elektriciteitsprijs. Maar ook het groene imago speelde voor ons bedrijf een rol', stelt Daniel Van den Brande, verantwoordelijk voor nutsvoorzieningen en milieu bij Unibind. Unibind heeft slechts een kwart van de opgewekte energie zelf nodig. De rest verkoopt Eneco aan het net. 'We kozen voor windmolens, omdat we vinden dat de technologie bij zonnepanelen nog niet helemaal op punt staat', aldus Van den Brande.

'Het maatschappelijke ongenoegen over windmolens vindt soms een oorzaak in de ongelijke verdeling van de opbrengst van een windmolen', zegt Tom Willems van Ecopower. Daarom delen een aantal operatoren, zoals Ecopower, de opbrengst met alle betrokkenen via coöperatieve participatie in het kapitaal. Dat idee leeft ook in Wallonië, waar men de uitbaters wil verplichten minstens 30 procent van het kapitaal open te stellen voor participatie van burgers. Die kunnen dan mede- eigenaar worden en tegelijk ook stroom afnemen.
 

Mis de laatste bouwnieuwtjes niet!

Ontvang onze wekelijkse updates vol nuttige tips over bouwen en verbouwen.

Wens je deze folder te lezen? Vul dan eenmalig je email adres in