Bouwen en de wet

Welke weguitrusting is nodig om te mogen bouwen?

Bouwgrond wordt met de dag schaarser. Ook de minder interessante percelen komen vandaag dan ook in aanmerking om te bouwen. Maar voor een bouwperceel kan pas een stedenbouwkundige vergunning worden afgeleverd wanneer de openbare weg voldoende is uitgerust.


Overeenkomstig het huidige artikel 100, §1 van het decreet van 18 mei 1999 over de organisatie van de ruimtelijke ordening kan er geen stedenbouwkundige vergunning worden afgeleverd voor het bouwen van een gebouw of een woning op een perceel grond dat gelegen is aan een onvoldoende uitgeruste weg.
Enkel voor de oprichting van een land- of tuinbouwbedrijf of voor de oprichting van een exploitatiewoning bij een land- of tuinbouwbedrijf speelt de vereiste van de ligging aan een voldoende uitgeruste voorliggende weg niet.
Dit artikel heeft eigenlijk tot doel om onverantwoorde investeringen in infrastructuurwerken tegen te gaan.
Of het terrein waarvoor een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd, gelegen is aan een voldoende uitgeruste weg, moet door de bevoegde (vergunningverlenende) overheid geval per geval worden onderzocht. Hierbij mag deze overheid de bestaande feitelijke toestand bij haar beoordeling betrekken. Ze kan bijvoorbeeld rekening houden met de bestemming van het perceel grond waarop de werkzaamheden zijn gepland.

Plaatselijke omstandigheden
Deze bepaling was voorheen ook al terug te vinden in artikel 50 van de stedenbouwwet van 29 maart 1962 en in artikel 48, laatste lid van het coördinatiedecreet van 22 oktober 1996 met dat verschil evenwel dat destijds de bouwvergunning kon geweigerd worden indien het perceel niet gelegen was aan een voldoende uitgeruste weg. Wanneer de bevoegde overheid met andere woorden vaststelde dat het geplande bouwwerk gelegen was langs een onvoldoende uitgeruste weg, kon ze toch beslissen de bouwvergunning te verlenen.
Niettemin moet worden aangenomen dat het toch de bedoeling van de toenmalige wetsbepaling was dat de bouwvergunning zou worden geweigerd wanneer de weg - rekening houdende met de plaatselijke omstandigheden - werkelijk als onvoldoende uitgerust moest worden beschouwd.

Zo kon de vergunningverlenende overheid oordelen dat een weg die slechts verhard is met boskiezel, en dus in het algemeen niet als een voldoende uitgeruste weg wordt beschouwd, toch als voldoende uitgerust moet worden beschouwd gelet op het sterke boskarakter van de zone, het lokaal karakter van het verkeer, het feit dat langs de betrokken weg al verscheidene woningen aanwezig zijn, het feit dat er in de omgeving in de gemeente nog dergelijke woonstraten bestaan en het voorhanden zijn van elektriciteit-, telefoon- en waterleiding.

Afwijking
Bij besluit van de Vlaamse regering van 17 november 2006 wordt bepaald onder welke voorwaarden kan worden afgeweken van de bovenvermelde vereiste dat een perceel grond moet liggen aan een voldoende uitgeruste weg, wil deze grond in aanmerking komen voor bebouwing.
Dit besluit werd op 15 december jl. gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad en de Vlaamse minister, die bevoegd is voor ruimtelijke ordening, werd belast met de verdere uitvoering van dit besluit.

Voortaan zal men bij individuele aanvragen tot het bekomen van een stedenbouwkundige vergunning kunnen afwijken van de eisen betreffende de minimale weguitrusting (zoals vastgelegd in het bovenvermelde artikel 100, §1 van het decreet van 18 mei 1999), als aan alle hiernavermelde voorwaarden voldaan is:

  • de woning zal opgericht worden in een gebied dat bestemd is voor woningbouw, met uitzondering van het woonuitbreidingsgebied voor zover dit gebied op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit deze bestemming heeft;
  • de woning komt te liggen in een gebouwengroep (onder ‘gebouwengroep’ wordt verstaan minstens drie gebouwen of gebouwencomplexen die al dan niet aan dezelfde kant van de straat zijn gelegen en die samen geen functioneel maar wel een aaneengesloten ruimtelijk geheel vormen);
  • de woning zal opgericht worden op een perceel dat ligt aan een openbare weg waar sinds de inwerkingtreding van de stedenbouwwet (van 29 maart 1962) op 22 april 1962 minstens vijf bouwvergunningen werden verleend, waarmee bedoeld wordt de nieuwbouw of herbouw van verschillende woningen. Een gemeentelijke stedenbouwkundige verordening kan evenwel voorzien in afwijkingen van het aantal verleende bouwvergunningen;
  • het perceel grond waarop zal gebouwd worden mag niet liggen in een overstromingsgebied. Deze overstromingsgebieden werden afgebakend en aangeduid bij decreet van 18 juli 2003 inzake het integraal waterbeleid.

Mis de laatste bouwnieuwtjes niet!

Ontvang onze wekelijkse updates vol nuttige tips over bouwen en verbouwen.

Wens je deze folder te lezen? Vul dan eenmalig je email adres in