Bouwen en de wet

De stillegging van illegale bouwwerken

De stopzetting of de staking van de wederrechtelijke bouwwerken of handelingen en de bekrachtiging van het stakingsbevel wordt geregeld in de artikelen 154 en 155 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening.
Het bevel tot staking wordt gegeven in alle gevallen zoals opgesomd in artikel 146, eerste lid, 1° tot en met 7° van het bovenvermelde decreet. Concreet wil dit zeggen telkens wanneer er sprake is van een stedenbouwmisdrijf of telkens wanneer hiertoe voldoende aanwijzingen bestaan. Ook wanneer de betrokkenen zouden verklaren dat zij een aanvraag tot regularisatie hebben ingediend bij de bevoegde vergunningverlenende overheid.

Zolang de betrokkenen met andere woorden niet over de nodige stedenbouwkundige vergunningen beschikken, moeten de bouwwerken, handelingen of functiewijzigingen die ze uitvoeren als illegaal worden beschouwd. De mate waarin de betrokkenen na de stopzetting nog bewarende maatregelen ter beveiliging van de constructie mogen nemen, is een kwestie waarover de gewestelijke stedenbouwkundige inspecteur een standpunt dient in te nemen.
Nochtans kan ook de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, zetelend in kort geding, in het kader van de procedure tot opheffing van het bekrachtigde stakingsbevel oordelen of de betrokkene nog bewarende of beveiligingsmaatregelen mag nemen. Het spreekt evenwel voor zich dat onder beveiligingsmaatregelen enkel tijdelijke werken ter voorkoming van schade aan de bewuste constructie kunnen begrepen worden. De toestemming tot het uitvoeren van beveiligingsmaatregelen mag immers geen aanleiding geven tot het impliciet afwerken van de bewuste constructie.

Wie kan een stopzettingsbevel geven ?
Zoals in het vorige artikel werd aangehaald, kunnen alle personen die over de vereiste hoedanigheid beschikken om een stedenbouwmisdrijf vast te stellen ook een bevel tot staking van de werkzaamheden opleggen. Het gaat om volgende personen:
- alle agenten en officieren van de gerechtelijke politie;
- de door de provinciegouverneurs aangewezen ambtenaren van hun provincie en van de gemeenten van hun provincie;
- de gewestelijke stedenbouwkundige inspecteurs;
- de andere door de Vlaamse regering aangewezen ambtenaren om stedenbouwmisdrijven op te sporen en vast te stellen.

Hoe moet een bevel tot staking gegeven worden?
Dit zal afhangen van het feit of men op de plaats waar de illegale feiten zich voordoen personen op de werf aantreft of niet.

- Indien op het moment van de vaststelling ter plaatse personen kunnen worden aangetroffen, volstaat in beginsel een mondeling bevel tot staking van de werken, de handeling of het gebruik. In de mate van het mogelijke verdient het de voorkeur dat de personen ten aanzien van wie de mondelinge staking van de werken werd uitgesproken een verklaring tekenen waarin zij zich rekenschap geven van de gevolgen van de staking van de werken. Indien zij dit weigeren, kan hiervan melding gemaakt worden in het proces-verbaal en kan bij dit proces-verbaal ter bevestiging een schriftelijk bevel tot staking der werken gevoegd worden.
- Indien op de plaats waar de feiten zich afspelen niemand wordt aangetroffen, dan moet het bevel tot staking van de werken schriftelijk worden uitgebracht. Bovendien moet dit schriftelijke bevel tot staking der werken op een duidelijk zichtbare plaats op het betrokken terrein worden aangeplakt. Nochtans is het ook wenselijk om dit schriftelijk stakingsbevel te hechten aan het proces-verbaal dat naar aanleiding van de staking werd opgesteld.

Aan wie dient het stakingsbevel uitgevaardigd te worden?
Het stakingsbevel is in principe gericht tot de opdrachtgever(s), de architect(en) en de personen of de aannemer(s) die de illegale bouwwerken of handelingen uitvoeren, en - in het geval van een wederrechtelijk gebruik- ten aanzien van de persoon of de personen die het onroerend goed wederrechtelijk gebruikt of gebruiken.
Het is van het grootste belang dat de identiteit van al deze personen - uiteraard in de mate dat hun identiteit kan worden vastgesteld - vermeld wordt in het proces-verbaal waarin de vaststelling van het stedenbouwmisdrijf en de staking van de wederrechtelijke werken wordt opgenomen.
Als later mocht blijken dat de vermelde personen rechtspersonen zijn, dan moet het proces-verbaal zowel ten laste van de rechtspersoon als ten laste van de natuurlijke persoon (of personen) die namens deze rechtspersoon optreedt (of optreden)(zoals bijvoorbeeld de afgevaardigde bestuurder van een naamloze vennootschap), worden opgesteld.

Moet er een proces-verbaal worden opgesteld?
Ja, het proces-verbaal dat naar aanleiding van de staking wordt opgesteld, moet zo veel mogelijk gegevens over de identiteit van de betrokkenen als over de aard en de omvang van de bouwinbreuk bevatten. Alleszins is een omstandige omschrijving (al dan niet aangevuld met de nodige duidelijke en overzichtelijke foto's) van de stand van de bouwwerken op het ogenblik dat de stopzetting van deze wederrechtelijke werken wordt bevolen, uitermate belangrijk.

De kennisgeving van het proces-verbaal van vaststelling en van het stakingsbevel
Het proces-verbaal van vaststelling dat werd opgesteld moet binnen de acht dagen na de vaststelling bij aangetekende brief met ontvangstbericht of bij gerechtsdeurwaardersexploot ter kennis worden gebracht aan de persoon of de personen tegen wie het stakingsbevel werd gericht.
Als de staking betrekking heeft op het wederrechtelijk gebruik van een onroerend goed, dan wordt het proces-verbaal op dezelfde manier ter kennis van de gebruiker van dit onroerend goed gebracht.
Daarnaast - en eveneens per aangetekende brief - moet tevens een afschrift van dit proces-verbaal (met inbegrip van het stakingsbevel) verstuurd worden naar de burgemeester van de gemeente of stad op wiens grondgebied de wederrechtelijke bouwwerken of handelingen werden uitgevoerd. Een afschrift van het pv en het stakingsbevel dient eveneens verzonden te worden aan de bevoegde gewestelijke stedenbouwkundige inspecteur. Zo kan de bevoegde stedenbouwkundige inspecteur het uitgevaardigde stakingsbevel officieel bekrachtigen.
Deze kennisgeving aan de burgemeester en aan de bevoegde gewestelijke stedenbouwkundige inspecteur moet tegelijkertijd met de kennisgeving aan de betrokkenen gebeuren.

De bekrachtiging van het stopzettingsbevel door de gewestelijke stedenbouwkundige inspecteur
Het mondelinge stakingsbevel (of, zoals hierboven werd uitgelegd, het schriftelijke stakingsbevel als er niemand ter plaatse aanwezig was) is onmiddellijk van toepassing en niet slechts vanaf het moment dat het achteraf wordt bekrachtigd door de bevoegde gewestelijke stedenbouwkundige inspecteur.
Opdat het stakingsbevel evenwel geldig zou blijven, moet het worden bekrachtigd en dit binnen een termijn van acht dagen na de kennisgeving van het proces-verbaal aan de persoon of aan de personen tot wie het stakingsbevel is gericht. Die bekrachtiging moet binnen de twee werkdagen per aangetekende brief aan de betrokkenen worden verzonden. Indien het stakingsbevel niet wordt bekrachtigd binnen deze voorziene termijn, dan vervalt dit stakingsbevel van rechtswege.

Overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening en latere wijzigingen kan de bekrachtiging van het stakingsbevel enkel nog gebeuren door de bevoegde gewestelijke stedenbouwkundige inspecteur en dus niet langer meer door de burgemeester van de gemeente op wiens grondgebied de illegale bouwwerken of handelingen werden stilgelegd. Voor de inwerkingtreding van het decreet van 18 mei 1999 was ook de burgemeester van de gemeente op wiens grondgebied de illegale bouwwerken of handelingen werden uitgevoerd bevoegd om de stillegging te bekrachtigen.

De beslissing waarbij het stakingsbevel wordt bekrachtigd, wordt door de stedenbouwkundige inspecteur d.m.v. een aangetekende brief ter kennis gebracht aan de persoon of de personen tot wie het stakingsbevel werd gericht.
Tenslotte moet de stedenbouwkundige inspecteur, met het oog op het eventueel opleggen van een administratieve geldboete, een door hem eensluidend verklaard afschrift van deze bekrachtigingsbeslissing sturen naar de rekenplichtige van het Grondfonds.

Kan een stakingsbevel opgeheven worden?
Op basis van artikel 154, zesde lid van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening kunnen de personen op wie het stakingsbevel van toepassing is, in een kort gedingprocedure de opheffing van deze maatregel vorderen. Deze vordering dient te worden gebracht voor de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg in wiens ambtsgebied de wederrechtelijke bouwwerken en handelingen of het strijdig gebruik werden uitgevoerd. Deze vordering waarin om de opheffing van het bekrachtigde stakingsbevel wordt verzocht moet gericht worden tegen de gewestelijke stedenbouwkundige inspecteur of tegen de verbalisanten die de staking van de werken, de handelingen of het gebruik hebben bevolen. In het kader van deze procedure komt het niet aan de voorzitter toe te oordelen of de geviseerde werken al dan niet vergunningsplichtig zijn, wel of er voldoende aanwijzingen zijn om het stakingsbevel evenals de bekrachtigingsbeslissing, te rechtvaardigen.
Het stakingsbevel kan enkel worden opgeheven door de gewestelijk stedenbouwkundig inspecteur of zoals hierboven reeds werd vermeld door de rechter in kortgeding. De opheffing kan geheel of gedeeltelijk zijn.
Het stakingsbevel wordt evenwel ook nog impliciet opgeheven door de afgifte van een uitvoerbaar geworden stedenbouwkundige vergunning.

Zolang het stakingsbevel niet werd opgeheven, moet het worden nageleefd. Dit impliceert dat geen enkel bouwwerk, zelfs geen niet-vergunningsplichtig werk, mag worden uitgevoerd en dat het gebruik waarvan de staking wordt bevolen moet worden stopgezet.

Wat zijn de gevolgen als een bekrachtigd stakingsbevel wordt doorbroken?
Als de doorbreking van een bekrachtigd stakingsbevel wordt vastgesteld door één van de hierboven vermelde bevoegde personen, dan wordt hiervan een proces-verbaal van doorbreking van de stopzetting opgesteld.
De doorbreking van een bekrachtigd stakingsbevel kan worden gesanctioneerd met :

a) een gevangenisstraf van 8 dagen tot 5 jaar en met een geldboete van 26 euro tot 400.000 euro of met één van deze straffen alleen (artikel 146 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening);
b) een administratieve geldboete van 5.000 euro (artikel 156, §1 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening);
c) de verplichting om het goed te herstellen in de oorspronkelijke staat (artikel 149, §1, tweede lid, 2° van bovenvermeld decreet).

Mis de laatste bouwnieuwtjes niet!

Ontvang onze wekelijkse updates vol nuttige tips over bouwen en verbouwen.

Wens je deze folder te lezen? Vul dan eenmalig je email adres in